Klik hier voor grote foto (met gegevens)
Gewelfrib

De evolutie van de gotiek is onlosmakelijk verweven met de constructieve ontwikkeling van de gewelfrib. Wie op het idee kwam om de graten van de romaanse graatgewelven te ondersteunen met een sierelement, dat zo stevig was, dat het in staat was om het gewicht van de gewelfkappen te dragen, mag de grondlegger van de gotiek genoemd worden. In de romano-gotiek dragen de ribben nog niets. We zien daar sierribben.
Het vroeggotische kruisribgewelf brengt het grootste deel van het gewicht over op de ribben, die rusten op de kapitelen in de zijmuren. Daartussen kan die muur dan ook van steeds grotere vensters voorzien worden. In de sluitsteen kruisen de ribben elkaar.
Naarmate de gotiek hoger en rijker bouwt, komen er meer (eigenlijk overbodige) ribben. Het ster- en het netgewelf van de late gotiek hebben aanvullende ribben, deze hulp- of steekribben heten: de tiercerons en liernes. Het profiel van de ribben wordt steeds rijker.

Tekst: Jean Penders, 08-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders