Stel, een pand wordt geheel of gedeeltelijk verbouwd of gesloopt, dan dreigt soms een deel naar beneden te vallen, eerder dan de bedoeling is.
Snel een paal eronder en voorlopig kan er weer doorgewerkt worden. Om de zaak veilig te stutten moet die paal dan wel precies rechtop staan. De paal is dan een goede 'stut'.
Maar dreigt er iets om te vallen, dan kan de paal beter schuin geplaatst worden en heet dan een '
schoor'.
Een stut is vaak een tijdelijke oplossing en dat is er soms goed aan te zien.
Kijk op de bouw naar de stalen uitschuifbare variant: die neemt men aan het einde van de werkzaamheden weer mee om elders opnieuw te gebruiken.
Meestal wordt deze stut een '
stempel' genoemd.
Heel wat stutten zijn wel bedoeld om lang dienst te doen.
Een rechtopstaande paal die een wel erg lange moerbalk in het midden ondersteunt heeft schoren om de belasting te verdelen.
Die stut heet '
standvink'.
In de 19de eeuw werden blijvende stutten steeds vaker uitgevoerd in (giet)ijzer en rijk versierd en 'kolom' is dan een beter woord.
Nog sterker is een gemetselde stut, dat is een
pijler.
Ook als overkoepeld begrip voor alle schoren en stutten wordt vaak het woord 'stut' gebruikt.
Tekst: Jean Penders (10-2025). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: tekenaar onbekend, bewerking UDS.