Het beeld van een machtige 
        
kathedraal 
        wordt vaak bepaald door twee torens, 
        die de 
frontgevel 
        (meestal aan de westzijde) sieren. 
        Ze zijn aan weerszijden van de 
        
middenbeuk 
        opgetrokken. 
        Tussen de torens is de middenbeuk soms blind, 
        maar meestal is deze toegankelijk door één of drie 
        
portalen. 
        De torens zelf kunnen de buitenste portalen bevatten, 
        die dan in de 
        
zijbeuken 
        uitkomen. 
        Ook belangrijke 
        
kloosterkerken 
        hebben soms een tweetorenfront. 
        Omgekeerd zijn er diverse belangrijke kerken die maar één 
        
kerktoren 
        hebben, zoals de 
        
Dom van Utrecht.
        De oorsprong van het tweetorenfront ligt in het 
        
westwerk: 
        een machtig blok aan de westzijde, vaak voorzien van een 
        
traptoren 
        aan iedere zijde. 
        Bij de 
        
Onze-Lieve-Vrouwekerk van Maastricht 
        zijn die traptorens bescheiden ronde toevoegingen, bij de 
        
Sint-Servaaskerk 
        in dezelfde stad zijn deze 
        de meest imponerende onderdelen van het westfront.
        De drieledige opzet van het westwerk heeft in 
        
Leuven 
        geleid tot een 
        onvoltooid gebleven gotische gevel met een drietorenfront, 
        waarvan de middelste toren de hoogste moest worden.
        Bij een aantal rijke kerken zijn ook de 
        
transeptgevels 
        ontworpen 
        met een tweetorenfront. Meestal zijn deze 
        
transepttorens 
        niet (allemaal) afgebouwd, 
        zoals in 
        
Laon 
        te zien is.
        
        
        
        
        
        
        
        
          Tekst: Jean Penders, 11-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders