Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Bema

De voorloper van het priesterkoor is te vinden in de vroeg-christelijke basiliek. Daar ligt het gedeelte waar het altaar staat wat verhoogd, met inbegrip van de absis. Achterin die absis staat in de oudste kerken altijd een bisschopszetel. Daarop sloten vaak in een halve cirkel banken aan, de subsedilia, voor de andere geestelijken (presbyters), tegen de wand van de absis. Zo werd een tribune gevormd van enkele oplopende rijen achter elkaar. Het bema, ook 'bêma' gespeld, wordt ook wel exedra, tribune of presbyterium genoemd.
Het meest opvallende onderdeel van het bema is het ciborium, dat de aandacht trekt naar de plaats van het altaar en daarmee ook naar het meestal daaronder gelegen heiligengraf. Een fenestella kan daarop zicht geven.
Belangrijk was de afscheiding van bema en schip van de kerk: daardoor kreeg het bema meer aanzien. Deze cancellus was meestal een lage borstwering, maar kon ook verhoogd worden door een dwarsbalk op zuilen. Wanneer de gordijnen, die daaraan gehangen werden, dicht waren, was het bema aan het oog onttrokken. Zo'n mystieke sfeer valt nu nog in oosterse kerken te proeven.
Het bema raakt nog meer van de gelovigen verwijderd wanneer vóór de bema-cancellus een schola cantorum wordt aangelegd, ook weer afgezonderd door een cancellus.


Tekst: Jean Penders (03-2008). Bronnen: zie literatuurlijst. Anonieme afbeelding