De zware 
romaanse 
        tongewelven drukten zwaar op de muren. Dat gewicht kon het beste opgevangen worden daar waar de 
        
pijlers 
        stonden, dus op die plaats werd het gewelf versterkt door een 
        
gordelboog 
        die hielpen de druk op te vangen en naar de pijlers te leiden.
        
Toen het 
tongewelf 
        in iedere 
travee 
        vervangen werd door een 
kruisribgewelf, 
        werd er nog meer van het gewicht naar de pijlers geleid.
        De rest van de wand kreeg minder te dragen en ook de gordelboog werd steeds meer ontlast. Dat kwam goed uit. 
        Want in het steeds rijkere patroon van 
        
gewelfribben 
        stoorden de zware gordelbogen, die werden dan ook vervangen door ribben: de 
gordelribben.
        
Een gordelrib scheidt twee 
        
kwartieren overlangs 
        van het gewelf.
        
        
        
        
        
        
          Tekst: Jean Penders (02-2017). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders