Tegenwoordig zijn wij gewend dat 
        
kerken 
        van binnen één grote open ruimte vormen. In de meeste kerken was dat 
        vroeger geenszins het geval. Het 
        
priesterkoor, 
        waar de 
        eredienst 
        gevierd werd, was 
        afgescheiden van het 
        
schip, 
        waar het soms rumoerige volk zich ophield. Die 
        afscheiding kon bestaan uit een 
        
koorhek, 
        maar ook uit een monumentale poort met 
        daarop een galerij. Een dergelijk bouwwerk van hout of steen wordt oksaal of doksaal 
        genoemd. De galerij van het oksaal werd ook meteen gebruikt als tribune voor zangers 
        en musici die de eredienst opluisterden. Dat verklaart ook de naam: doksaal komt van 
        doxologie, waarmee de lofprijzing in de mis of het koorgebed wordt aangeduid 
        (beter bekend als het Gloria) en die vanaf het oksaal gezongen kon worden. Vaak 
        stond er ook een 
        
orgel. 
        Soms kreeg het doksaal ook de functie van 
        
ambo. 
        Op of boven het oksaal was vaak een 
        
kruisgroep aangebracht.
        
 
        In kerken met 
        een college van geestelijken, zoals 
        
kathedralen, 
        klooster- en kapittelkerken, was 
        het oksaal meestal verbonden met het 
        
koorgestoelte. 
        Soms stonden er onder het oksaal 
        een of meer 
        
altaren.
        Bij de Beeldenstorm en tijdens de hervormingen van de Contra-Reformatie verdwenen de 
        meeste oksalen, maar op enkele plaatsen bleven ze bewaard of werden zelfs herbouwd. 
        Dat laatste was het geval in de 
        
Doornikse kathedraal, 
        waar de Antwerpse beeldhouwer 
        Cornelis Floris in 1573 een op een triomfpoort gelijkend oksaal opleverde op de 
        plaats waar ook de middeleeuwse voorganger had gestaan. In het midden van de galerij 
        springt een kleine 
        
lessenaar 
        uit (lectorium of pulpitum). 
        
        
        
          Tekst: Jeroen Westerman (09-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jeroen Westerman