Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Waterloop door klooster

Bij de keuze van de plaats voor de stichting van een klooster kwam - zeker in de middeleeuwen - heel wat kijken. Om te beginnen speelde het soort kloosterorde een grote rol: de bedelorden, bijvoorbeeld, wilden midden in de middeleeuwse stad zitten. De cisterciënzers daarentegen, zochten de eenzaamheid van de wildernis op. Vooral in dat laatste geval was de aanwezigheid van een waterloop van levensbelang. Het klooster werd er vaak overheen gebouwd. De beek zorgde aan de ene kant voor vers drinkwater en aan de andere kant loosden de toiletten er op, zodat het vuil direct afgevoerd werd. De beek werd bovendien vaak ook gebruikt om een watermolen aan te drijven en visvijvers te voeden.
De beek moest over voldoende en betrouwbare aanvoer van water zorgen. En het mocht ook weer niet teveel van het goede zijn: een overstroming moest buiten het klooster gehouden worden. Daarom werd de waterloop vaak in meerdere takken verdeeld, waarvan er dan één dwars onder de gebouwen door liep. Vooral voor de keuken was een goede toegang tot het water van belang.
Bij de keuze van de plek speelden ook heel andere overwegingen een rol: het mooist was het wanneer de gewenste grond eigendom was van een adelijk heer, die deze schonk om zo wat aan zijn zieleheil te doen.

Tekst: Jean Penders (04-2008). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders