Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Zoldergebint

De kap van een gebouw is opgebouwd uit tal van houten balken. Nou ja, vroeger dan, want onder moderne daken gaat veelal een constructie schuil, waar een timmerman uit vroeger eeuwen niets van zou snappen.
Om een historisch kapconstructie te begrijpen is het goed om op één plaats te blijven staan: daar waar je op een lage zolder je hoofd stoot tegen een dekbalk. Die is een onderdeel van een tot de nok opgaande constructie: het spant.
Van een niet al te kleine kap bestaat een spant uit een aantal gebinten boven op elkaar.
Stootte je je hoofd, dan heb je kennis gemaakt met een deel van het het zoldergebint. De ruimte onder het niveau van de dekbalken is de zolder.

Op dat onderste gebint staan één of meer vlieringgebinten (die heten ook zo als de ruimte boven de flieringen geen vloer heeft en dus geen vliering is).
Bovenaan wordt staat het nokgebint, dat de nokgording draagt.


De inmiddels bekende dekbalk rust op benen: op spantbenen, of als die krom zijn: op (eiken) krommers. Met een blokkeel zijn die benen bevestigd aan de bovenkant van de zijmuren. Om in model te blijven bij sterke zijwind is het gebint rechts en links voorzien van een korbeel. In de lengterichting zijn de spantbenen geschoord door windschoren, die doen hetzelfde, maar dan in de langsrichting van de kap.

Tekst: Jean Penders (11-2019). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders